Regentes:
Margaretha werd eind 1506 door haar vader naar de Nederlanden teruggeroepen.
Haar broer Filips was vanaf 1482 in naam en vanaf 1494 ook feitelijk,
heer der Nederlanden, maar was in 1506 overleden. Zijn Nederlandse titels
waren hierop aan zijn zoontje Karel toegevallen en Maximiliaan nam het
regentschap waar. Maximiliaan wilde echter dat Margaretha in zijn plaats
het bestuur op zich nam van deze ‘landen van herwaarts over’,
zoals de Bourgondische gebieden van de Nederlanden toen genoemd werden.
Hij vertrouwde haar tevens de zorg toe van Filips’ kinderen: Eleanora,
Karel, Maria en Isabella. Margaretha vestigde zich te Mechelen, in wat
bekend werd als het Hof van Savooyen. Naar de Nederlanden nam zij uit
Savoye enkele belangrijke mensen mee in haar gevolg, van wie Mercurino
di Gattinara de belangrijkste was. Gattinara zou later kanselier van
Karel V worden en diens voornaamste raadgever in rijkszaken. Voor Maximiliaan
was Margaretha negen jaar regentes, van 1506 tot 1515. In 1517 nam ze
voor een tweede maal het regentschap op zich, nu voor haar neef Karel
V. Dit tweede regentschap duurde tot aan haar dood in 1530.
Margaretha’s regeringstijd in de Nederlanden staat bekend als
een periode van relatieve voorspoed en rust. Op het terrein van de buitenlandse
betrekkingen speelden vooral de langlopende en met tussenpozen oplaaiende
oorlog tegen het hertogdom Gelre een belangrijke rol. Ondanks enkele
verdragen en tussentijdse vredes kwam het tijdens het leven van Margaretha
niet tot een definitieve regeling met Gelre, dat pas in 1543 voorgoed
bij Karels Nederlandse gewesten werd gevoegd. Behalve de kwestie Gelre
vroeg ook de verhouding met Frankrijk haar aandacht, want steeds opnieuw
speelde de rivaliteit tussen Habsburg en de Franse koning op.
Margaretha was als
landvoogdes betrokken bij alle mogelijke verwikkelingen in het politieke
krachtenveld, dat zich niet liet beperken tot de gewesten in de Nederlanden.
Zo moest ze de vertegenwoordigers uit de Lage Landen in hun Statenvergaderingen
overhalen tot de toekenning van beden aan Maximiliaan en later aan Karel,
terwijl de Staten haar en de keizer verweten het geld te spenderen,
zo niet te verkwisten, aan doelen buiten de gewesten. Voorts speelde
ze een diplomatieke rol, waarvan het bekendste resultaat de ‘damesvrede’
van 1529 tussen Habsburg en Frankrijk was. Deze werd zo genoemd omdat
behalve Margaretha ook aan Franse zijde werd onderhandeld door een vrouw,
Louise van Savoye, de zuster van Philibert en dus haar schoonzuster.
Ook de handelsbetrekkingen waren voor Margaretha een bron van voortdurende
zorg. Ze beijverde zich voor goede betrekkingen met Engeland, vooral
in de wolhandel die van levensbelang was voor de textielindustrie in
de Nederlandse gewesten. Verder bevorderde ze de betrekkingen met Denemarken
en de Baltische gebieden, die van groot belang waren voor de graanhandel,
met name op Holland.
Binnen de gewesten genoot Margaretha groot aanzien, maar zij was niet
onomstreden. De grootste problemen lagen in haar verhouding met de hoge
adel, die ontaardde in een competentiestrijd waarin Willem van Croy,
heer van Chièvres haar voornaamste tegenstrever was. Deze was
vóór haar komst Maximiliaans plaatsvervanger geweest en
was in de jaren van haar eerste regentschap voorzitter van de Geheime
Raad. Het dieptepunt in hun verhoudingen kwam toen Margaretha de Spanjaard
Juan Manuel in 1514 liet arresteren op beschuldiging van verraad. De
man was echter een hoge edelman en lid van het Gulden Vlies. Een van
de privileges van dit hoge adelscollege was het recht op onderlinge
berechtiging en de adel zag Margaretha’s handelen daarom als een
inbreuk op hun voorrechten. Maximiliaan hoefde de kwestie niet te laten
escaleren, want in 1515 werd Karel handelingsbekwaam en daarmee kwam
een eind aan Margaretha’s regentschap. Naar het schijnt stond
Margaretha op het punt het hof in Mechelen te verlaten, toen Karel haar
in 1517 andermaal vroeg op te treden als regentes, eerst met een onduidelijke
status, maar vanaf 1522 officieel als landvoogdes. Dat bleef ze tot
haar dood aan complicaties bij een beeninfectie in 1530. Margaretha
werd begraven in het klooster dat ze had laten bouwen in Brou.